Weinig middelen en een hoed
Op het schoolplein. Windkracht zes. Ik draag een hoed. Geen gewone hoed, maar een hoed die een statement maakt. Niet van die halve statements zoals: “ik ben moe” of “ik heb me vergist in de weersverwachting”. Nee. Een hoed die zegt: “ik ben hier bewust mee naar buiten gegaan”.
En dan komt Bo. En ook: Bo’s klasgenootje. Elf jaar oud, peutert nog aan haar rits, kijkt omhoog met zo’n gezichtje waar nog geen greintje cynisme in zit. “Wat heb jij weer mooie kleren aan,” zegt ze. En dan elke dag. Alsof ik een etalage ben waar ze op wacht. Ze zegt het niet alsof ze indruk wil maken. Ze zegt het alsof ze mijn kleding in haar dagboek bijhoudt.
Haar moeder vertrouwde me laatst toe: “Ze vindt je op Máxima lijken”. Dat vind ik een schitterend compliment. Maar ik draag geen hermelijnen mantel of een scepter. Máxima. Die pakt nog wel eens uit qua hoed, dus vooruit.
Dan zegt ze er achteraan: “Waarschijnlijk is jouw kleding wel iets goedkoper.”
Waarschijnlijk wel iets goedkoper.
Ik weet niet precies waarom, maar ineens smaakt mijn koffie naar Aldi. Alsof ik m’n hoed nu voel gloeien van schaamte. Alsof de moeder tegen me zegt: “Ik snap het hoor. Het is knap dat je met zo weinig middelen toch iets probeert van klasse na te doen.”
Maar zolang het meisje blijft glimlachen om mijn hoed, weet ik: ik draag precies het juiste.