Kerst in juni. Met een takje haat
Vandaag is het 20 juni. Buiten is het 26 graden. De buren denken dat ik gek ben. Ik heb vanochtend om half negen, bezweet en met een lichte ochtendwrok in mijn ogen, een kunstkerstboom uit de kelder gesleept. Zo’n boom die op de verpakking staat als “levensgetrouw”, maar in werkelijkheid lijkt op iets wat een kwaaie vogelspin in elkaar heeft geknutseld.
Waarom? Omdat wij dit weekend Kerstmis vieren. In juni. Buiten.
We hebben een hekel aan de winter. Een allesverterende, oprechte hekel. Niet dat “oh wat is het koud, brrr”-gedoe. Nee, diepgewortelde afkeer. Sneeuw, die natte ellende. De geur van natte wollen sjaals in een hal. Mensen die glühwein drinken alsof dat iets is waar je vrijwillig van geniet. Overal lichtjes die moeten verhullen dat je eigenlijk gewoon in het donker zit te wachten tot het maart wordt. En dan die zogenaamde “gezelligheid”. Gezelligheid onder dwang, met een gourmetstel dat je hele huis in een snackbar verandert.
Dus vieren we Kerst als de zon schijnt. Buiten. In een zomerjurk. Met vrienden die dit idee net gestoord genoeg vinden om te omarmen. Geen Mariah Carey. Geen All I Want For Christmas. Gewoon iemand met een bluetoothspeaker die per ongeluk Slayer opzet. Salades. Gegrilde mais. Iemand die om drie uur ’s middags al met een papieren kerstmuts en rosé in z’n hand naast de barbecue staat te huilen van het lachen.
We trekken glitterjurken aan die niet plakken aan je benen van de verwarming. We doen kerstwensen terwijl de mussen van het dak lazeren. Iemand zal ongetwijfeld een schaal tiramisu meenemen die in de zon verandert in koffiesoep. Goed zo.
De boom staat nu in de hal. Te wachten op mijn zoon die m vanmiddag gezellig gaat optuigen. Hij is opgegroeid met deze zotheid.
Kerst in juni. Geen sneeuwvlok te bekennen. Alleen wij, een boom, een paar kilo hapjes, wijn in plastic bekers, en de wetenschap dat we er weer een half jaar tegenaan kunnen zonder “Jingle Bells”.
Echt, wat hou ik van deze waanzin.