De roltraproof en meer dingen die ik mijn moeder wil besparen

Er zijn van die dingen waarvan je gewoon weet dat je moeder er alleen maar onnodig ongerust van wordt. Zoals toen ik zei dat ik liftend naar Italië wilde toen ik net achttien was of dat mijn rookmelder al maanden zonder batterij zat (“Ik ruik rook heus wel, mam”). Dus als je dit leest, mam—bespaar jezelf de stress en klik weg. Echt, het gaat prima met me. Alles onder controle. Niets om je zorgen over te maken. Behalve misschien dat je nu toch blijft lezen, en dát baart me pas zorgen.
Maar zaterdag was een topdag. Echt. Mijn vriendin gaf een lunch in Zwolle en het was een feestje. Een fijne plek, goed gezelschap en een soepje waar ik ’s nachts nog even verliefd aan terugdacht. Een dag met een gouden randje. En toen stapte ik op de trein naar huis.
Zwolle station. Een roltrap. Mijn leven nog intact. Tot daar, dat precieze moment.
Ik voelde het. Niet zag, niet hoorde. Voelde. Een onraadlucht. Onraad ruikt als een kruising tussen zure stress en zweet van mensen die ergens niet thuishoren. Ineens was ik omsloten door drie mannen. De een duwde me subtiel, de ander kwam net iets te dichtbij. En in die ene fractie van een seconde – pats, boem, klaar – weg. Mijn telefoon, mijn OV-kaarten, mijn bankpas, mijn liefste, lieve Vinted-app. Alles foetsie.

Lieve mensen, ik ben beroofd. Echt. Ik ben het letterlijk en figuurlijk. Ik voel het tot in mijn hartslag.
Mijn geliefde telefoon, dat apparaat waarmee ik alles deed. Online bestellen, recepten opslaan, meedoen aan irritante WhatsApp-groepen die ik zelf had aangemaakt. Mijn OV-kaarten, een voor werk, een voor privé. Alles was weg.
Daar stond ik, bovenaan de roltrap, een vrouw zonder spullen, zonder identiteit. Mijn eerste reactie was roepen: “Mijn telefoon is gestolen!” Mijn tweede gedachte: ja dus? De dieven waren al gevlogen. Ik werd meteen te hulp geschoten door de politie en NS-medewerkers. Er bleek een bende actief op station Zwolle. We struinden de treinen af. Vertraging alom. Dat boeide me niet, want ik wilde mijn telefoon terug. Intussen moest ik ook nog even vertellen wat er gebeurd was: “Ja, drie mannen. Nee, niet ouder dan 40. Ja, een van hen rook naar goedkope aftershave, weed en spijt.”
Wat volgde was een heerlijke bureaucratische wals. Een opsporingsformulier waar ik het signalement mocht invullen: ‘man, gemiddeld postuur, hoofd’. Een vriendelijk knikje van de agent: “We gaan kijken.” Tuurlijk. Ik zag hem in gedachten al naar het bewakingsbeeld staren en verzuchten: “Ja, dit lijkt op een man.”
Ik ben uiteindelijk goed geholpen. Echt. Mensen waren vriendelijk, begripvol. Maar mijn vertrouwen, mijn bubbel van naïeve veiligheid, is hard lek geprikt.
Ik mis mijn telefoon. Mijn digitale leven. Mijn OV-chipkaarten waarmee ik als een treinreizende diva door Nederland schoot. Mijn bankpas, die mij de illusie gaf dat ik rijk was tot ik mijn saldo checkte. Mijn Vinted-app, waar ik stiekem ’s nachts scrollend op zoek ging naar een jas die ik absoluut niet nodig had.

Ik voel me beroofd. Sterker nog: ik ben het. Maar ik leef nog, ik reis nog, en ik loop gewoon weer rond met een nieuwe telefoon. En dit keer met een hoesje waar ‘Houd je vieze klauwen thuis’ op staat.